-
1 star
n. ster--------v. een ster zijn; sukses hebbenstar1[ sta:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:falling star • vallende stershooting star • vallende/verschietende sterthank one's (lucky) stars • zich gelukkig prijzen————————star2〈 starred〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 met een sterretje/asterisk aanduiden♦voorbeelden: -
2 co-star
mede acteurco-star1[ koosta:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 medester ⇒ tegenspeler/speelster————————co-star2〈 co-starred〉1 als medester/costar optreden♦voorbeelden:1 Streisand co-stars with Redford in this picture • Streisand heeft Redford als tegenspeler in deze filmII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 als medester/naast elkaar als ster vertonen/presenteren♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский